Hoe de Zeeslag puzzel op te lossen in 5 eenvoudige stappen?

  1. Probeer de deels ingevulde puzzel aan te vullen met wat je al weet: waar kan je rondom de opgegeven scheepsonderdelen ruimte laten voor de rest van het schip (hier zou je bv. in potlood een '?' kunnen plaatsen) of “water” intekenen omdat er geen schip mag liggen (~ of X), o.w.v. de voorwaarde dat schepen elkaar niet mogen raken, noch horizontaal, noch verticaal, noch diagonaal.
  2. Zijn er rijen of kolommen waarvan het rij- of kolomtotaal 0 is, en die dus geen scheepsonderdelen kunnen bevatten? Die kan je ook met “water” (X) invullen. En mogelijk zijn er rijen en kolommen met een laag rij- of kolomtotaal die je, omdat er al scheepsonderdelen in die rij- of kolom gegeven zijn, ook kan schrappen (‘X’).
  3. Kijk nu naar de resterende rij- en kolomtotalen. Zijn er rijen of kolommen waar het aantal nog open vakken gelijk is aan het rij of kolomtotaal? Ook die kan je invullen.
  4. Waar zou je nu de grotere schepen (slagkruiser (4) en 2 kruiser (3 vakken) kunnen plaatsen? Voor een groter schip moeten er niet alleen 4 (of 3) aansluitende vakken vrij zijn, ook het opgegeven rij- of kolomtotaal moet hoog genoeg zijn om plaatsing toe te laten. Dat beperkt vaak sterk het aantal mogelijkheden. Bedenk ook dat als je een (slag)kruiser plaatst, de omliggende velden (horizontaal, verticaal, diagonaal) niet meer beschikbaar zullen zijn voor andere schepen, wat zijn invloed kan hebben op de aangrenzende rij- en kolomtotalen en dus weer mogelijkheden kan uitsluiten.
  5. Vanaf nu wordt het een kwestie van logisch afleiden en uitsluiten. Waar zijn de verschillen tussen rij en kolomtotalen enerzijds en de reeds ingevulde vakken anderzijds het kleinst en hoe kunnen we deze, te beginnen met de grotere schepen, zodanig invullen zodat aan alle regels voldaan wordt?